De RMS Carpathia was een schip van de rederij Cunard, de toenmalige concurrent van de White Star Line.
Het schip verzekerde een transatlantische dienst tussen New York - Liverpool in de zomer en New York - Fiume (Rijeka) - Trieste in de winter. Algemeen genoot de RMS Carpathia weinig belangstelling en stond het schip wat in de schaduw van de twee vlaggenschepen van de rederij Cunard, de RMS Mauretania en de RMS Lusitania.
Hiernaast is een menu van een ontbijt in tweede klasse aan boord van de RMS Carpathia te zien daterend van vrijdag 8 september 1911. Het schip bovenaan op de menukaart is niet de RMS Carpathia maar lijkt eerder sterk op de RMS Mauretania. Vermoedelijk werden deze menukaarten aan boord van diverse schepen gebruikt met wisselende bedrukking.
Toen de Carpathia op 11 april 1912 met 743 passagiers vanuit New York vertrok richting Gibraltar - Trieste - Fiume kon niemand van de passagiers en bemanning vermoeden dat zij nauwelijks 4 dagen later betrokken zouden raken bij een van de beroemdste reddingsoperaties op zee in de geschiedenis.
Rond middernacht luisterde radio operator Harold Cottam nog eenmaal naar de radio alvorens te gaan slapen. Hij ontving een bericht van Cape Race (Newfoundland) dat zij nog berichten hadden voor de Titanic. Harold wou behulpzaam zijn en contacteerde om 00:11 de Titanic om hen hierover te informeren. De Titanic stuurde prompt het noodsignaal als antwoord en Harold bracht kapitein Arthur Rostron onmiddellijk op de hoogte. Op dat ogenblik bevond de Carpathia zich op een afstand van ongeveer 58 zeemijl (93 km) van de zinkende Titanic.
Arthur Rostron besloot toen op volle kracht en zo snel mogelijk naar de plaats van de ramp te varen, een onderneming welke gezien het pakijs en ijsbergen niet zonder risico was.
Pas 4 uur later, toen de Titanic reeds lang onder de golven verdwenen was, arriveerde de Carpathia op de plaats van de ramp. Om 4u10 werd de eerste overlevende van de Titanic, Joseph Boxhall, 4de officier, uit reddingsboot nummer 2, aan boord van de Carpathia gehaald. De laatste overlevende werd rond 9 uur in de ochtend aan boord gehaald waarna kapitein Rostron het order gaf terug te keren naar New York waar de Carpathia op 18 april 1912 rond de middag aankwam.
Op het ogenblik van de ramp met de Titanic was het zusterschip Olympic onderweg van New York naar Southampton. Om trauma's te vermijden (wegens de sterke gelijkenis met de Titanic) weigerde kapitein Arthur Rostron in te gaan op het voorstel van kapitein Herbert Haddock van de Olympic om de overlevenden over te zetten op de Olympic.
Vele van de passagiers van de Carpathia hebben de overlevenden van de Titanic geholpen door hun kajuiten aan te bieden alsook dekens, kleding en toiletgerief. Toen de Carpathia op 20 april opnieuw richting Europa vertrok waren alle oorspronkelijke passagiers op 16 personen na aan boord. Ondanks de dramatische gebeurtenissen in de nacht van 14 op 15 april en de rol die de passagiers daarbij gespeeld hebben, voeren zij met het vertrek van de Carpathia op 20 april opnieuw de vergetelheid in.
Helemaal onderaan is een foto van de RMS Carpathia te zien. Het schip onderging haar uiteindelijke noodlot op 15 juli 1918 toen ze door de Duitse onderzeeboot U55 in de Keltische Zee getorpedeerd werd. Daarbij kwamen 5 bemanningsleden om het leven.